Priesterwijding
Het wijdingssacrament
In zijn tijd op aarde verzamelde Christus een kring van 12 leerlingen, apostelen rond zich. Zij waren zijn naaste medewerkers. De apostelen waren getuigen van de priesterlijke macht van Jezus. Hij was immers de ene middelaar tussen God en de mensen.
Christus heeft vervolgens aan zijn apostelen de volheid van de priesterlijke macht geschonken. Hij gaf hun ook de genade om priesterlijk te leven en te werken. Zo konden zij dus op hun beurt optreden als bemiddelaars tussen God en de mensen. Omdat de apostelen natuurlijk sterfelijk waren hebben zij deze macht en genade die ze van Christus hadden ontvangen weer overgedragen op anderen. Zij legden hun de handen op en riepen de heilige Geest over hen af; zij wijdden hen.
Sinds de tijd van de apostelen worden door handoplegging en gebed bisschoppen, priesters en diakens gewijd. Door de bisschopswijding deelt Christus de volheid van de priesterlijke macht mee. Door de priesterwijding worden de priesters gewijd tot medewerkers van de bisschoppen. Ze worden door de bisschop uitgezonden om het Evangelie te prediken, om herders te zijn van hun gelovigen en om het heilig Misoffer op te dragen. Door de diakenwijding krijgen de diakens de genade om werken van liefde te doen en om de bisschop en de priesters bij te staan in de viering van de heilige Mysteriën.
De wijding drukt een onuitwisbaar merkteken in de ziel. Zo wordt de wijdeling op een bijzondere wijze met Christus, de hemelse hogepriester, verenigd en aan Hem gelijkvormig gemaakt.